Wat is jouw doelgroep leerlingen?

Inzicht door een overzicht, maak een  schoolpopulatie-analyse

Op 1 oktober worden de leerlingen geteld op elke basisschool. Met die gegevens kan al vroeg een beeld worden geschetst van hoe men het onderwijs kan inrichten. Op deze dag wordt de bekostiging voor scholen vastgesteld en maak je een overzicht van je doelgroep door de schoolpopulatie in kaart te brengen.

De volgende vraag dringt zich direct op: over welke kenmerken hebben we het eigenlijk?
Van welke kenmerken kun je de onderwijsbehoefte afleiden? Twee zaken zijn in ieder geval van belang:

1. Het schoolgewicht en het spreidingsgetal

2. Kenmerken die (kunnen) leiden tot extra zorg.

Om maar direct de relatie te leggen tussen de kenmerken en de onderwijsbehoeften van de leerlingen: in het algemeen (gemiddeld) kun je ervan uitgaan dat een leraar die een groep heeft met een relatief hoog gewicht meer aandacht zal moeten geven aan taalontwikkeling en wiskundige oriëntatie. Heeft een leraar een groep met veel leerlingen die sociaal-emotionele problemen hebben, dan zal zij haar lesgeven en haar aanbod daarop moeten afstemmen.

Belangrijke punten om mee te nemen in je analyse van de schoolpopulatie:

1) kengetallen:
– aantal leerlingen op de school,
– gezinssamenstelling,
– moedertaal van andere talen,
– eventueel: deelname aan een VVE programma

NB: vanaf augustus 2019, mag er niet meer gevraagd worden naar de opleiding van de ouders en wordt er geen leerlingengewicht meer berekend op de ‘oude’ manier van 0 van 0,3 dan wel 1,2.

Per schoolvestiging en onderwijs locatie in het primair onderwijs is voor de jaren 2016 tot en met 2018 de schoolweging berekend. Dit is een maat voor de verwachte onderwijsprestaties. De cijfers zijn berekend voor de Inspectie van het Onderwijs 


De schoolweging loopt van 20 tot 40. Hoe lager de schoolweging, hoe minder complex de schoolpopulatie en hoe hoger de resultaten die we van de school mogen verwachten. De frequentieverdeling is redelijk normaal verdeeld. Er zijn relatief weinig scholen met een lage schoolweging en relatief weinig scholen met een hoge schoolweging.
De meeste scholen hebben een schoolweging rond het gemiddelde, dat iets onder 30 ligt.

Het spreidingsgetal ligt tussen de 3 en 9 waar dus 6 het gemiddelde is.

Het spreidinggetal geeft de mate van differentiatie in je onderwijs aan: hoe lager het spreidinggetal is hoe minder je met verschillen te maken zal hebben, terwijl er bij een hoog spreidingsgetal aanpassingen in de groep vaker nodig zal zijn.

Hieronder een afbeelding waar je de percentages referentieniveaus ziet die door alle scholen zijn behaald in de jaren tussen 2016 en 2019:


Op de afbeelding zie je 3 scholen ten opzichte van vergelijkbare scholen in Nederland:

School A = Zowel de resultaten van 1F als 2F/1S liggen onder het landelijk gemiddelde en bij 2F/1S ook onder de signaleringswaarden

School B = Resultaten 1F ligt net boven het landelijk gemiddelde, 2F/1S ligt onder het landelijk gemiddelde maar ruim boven de signaleringswaarden.

School C = heeft beste resultaten op 1F en 2F/1S

2) leerlingkenmerken: hiermee inventariseer je per leerjaar hoeveel leerlingen er specifieke kenmerken hebben die kunnen leiden tot extra ondersteuningsbehoefte.

Vaak komt de vraag boven “hoe geef ik vorm aan mijn leerlingkenmerken-analyse?
In grote lijnen zijn er drie categorieën van vragen die op een school leven:

1. Vragen die dienen om het didactisch handelen van de leerkracht te sturen (om tot een aanbod te komen, om handelingsgericht te werken en tot optimale afstemming in de groep te komen) . Deze vragen leven vooral bij leerkracht en IB-er.

2. Vragen die dienen als reflectie op de onderwijskwaliteit van de school (en daarmee handvatten leveren voor kwaliteitsverbetering en schoolontwikkeling). Deze vragen liggen met naam op het bordje van directie en eventueel IB-er.

3. Vragen die dienen om verantwoording af te leggen aan derden. Deze vragen liggen met naam bij directie, het bestuur, de inspectie en de ouders.

Hoe verantwoord je de schoolpopulatie-analyse naar alle partijen en welke antwoorden heb je dan nodig?
Het is dus van belang om de groepen te indexeren: er zijn veel leerlingen die extra zorg en aandacht vragen? Of valt dat mee?
Een school die dit zal inventariseren, zal eerst eens moeten worden over welke ‘problemen’ we het hier hebben. De IB-er kan analyseren in welke groep (-en) er opvallend veel leerlingen zitten met specifieke kenmerken.


Moet ik meer of een andersoortige instructie geven? Moet ik de organisatie aanpassen? Hebben we een specialist nodig?
Tenslotte kan de IB-er op basis van de groepskenmerken schooldoelen aanpassen voor de (Cito-) toetsen. Er wordt verwacht dat scholen het landelijke gemiddelde moet kunnen behalen. Echter door de leerlingkenmerken in kaart te brengen kun je verantwoorden waarom je hebt gekozen voor een wat lager doel van juist een hoger doel.

Waarom die weging en wat zegt het over ons onderwijs?

Het helpt je inzicht te krijgen welke doelen je moet realiseren op het gebied van opbrengstgericht werken, voor zowel de verplichte eindtoets als de referentieniveaus die je al vanaf eind groep 6 kunt volgen. Bij de schoolweging hoort een signaleringswaarde om je referentieniveau aan te kunnen tonen. Hieronder vind je een overzicht welke minimale percentages er horen bij je schoolweging. Dit zijn de zogenaamde ondergrenzen die we hiervoor hadden, passend bij je schoolweging, maar nu op referentieniveaus.


Ook is het aan te bevelen om schoolnormen na te streven, waarvoor de PO-raad een mooi hulpmiddel heeft beschreven en wat je er toe zet om met een collegaschool te gaan sparren over je onderwijsambities.



Conclusie

Wanneer je goed zicht hebt op het schoolgewicht en de leerling kenmerken, kun je de schoolpopulatie goed verantwoorden. Dit is noodzakelijk in deze tijd waar zelfevaluatie verwacht wordt door het vernieuwde toezicht op scholen. Deze conclusie kun je kwijt in de  DATA-COACH  in module 1, onder de verantwoording van je schoolpopulatie. Zo weet de hele school met welke doelgroep je werkt en waarom bepaalde keuzes worden gemaakt en wat er van het team verwacht wordt. Je kunt direct uit de  DATA-COACH  een presentatie uitbrengen geven op de eerstvolgende vergadering.